Nieuws

Column van Els Windau 77

Ochtendspits

Ik had de kleinkinderen al een poosje niet gezien. Zo loopt het soms. Als zoiets gebeurt, ga ik weleens ’s woensdags op en neer naar Den Haag, dan hebben we in ieder geval een hele middag om bij te kletsen, te spelen en te zien hoe hard ze groeien. Deze keer bleef ik een nachtje slapen en zou de volgende ochtend gelijk met de hele familie de deur uitgaan, weer naar huis.
    Ik was vergeten hoe dat ook al weer was, de ochtenden in een gezin. Allebei naar het werk moeten en de kinderen naar school en kinderdagverblijf brengen. Twee jongetjes aangekleed zien te krijgen, een vroeg puberende tiener uit bed trekken, ontbijten en brood smeren, trommeltjes vullen en drinken klaarzetten, ze zelf hun schooltas laten inpakken, jas aan laten doen.
    ’Ja, ook je schoenen, je kan toch niet op je sokken naar school. Nee, Benjamin niet die jas, die is te koud. Felix waarom ligt je brood nog op het aanrecht?’
    Even later ontploft alles. De puber staat te schreeuwen en te stampvoeten, mijn schoondochter zegt dat het nu maar eens afgelopen moet zijn en de puber krijst ‘Jullie begrijpen me niet!’ De jongste staat te huilen omdat hij zijn lievelingsjas niet aan mag. De middelste staat er als verdoofd bij en kijkt verdwaast rond. Hij vergeet terplekke wat hij allemaal nog doen moet, met als gevolg dat hij ook op zijn donder krijgt.
    Deze oma probeert nog te zeggen dat ze het niet leuk vindt om zo afscheid te nemen, maar eenmaal in de contramine moet er eerst een frisse fietstocht naar school plaatsvinden voordat iedereen weer rustig is. Dat maak ik niet meer mee, ik loop naar de tram en daar wacht mij de volgende spits. Heel Den Haag moet naar het werk, school en andere plekken. Hutjemutje tegen elkaar aanstaand, tasje beschermend, veevervoer. Op het moment dat de kleinkinderen de klas instappen, kom ik aan op station Den Haag Centraal. Daar beland ik in een krioelende mierenhoop, twaalf of meer perrons, duizenden mensen die in en uitstappen en met een strak gezicht en nietszeggende blik, schijnbaar zonder vaste route door de gigantische hal lopen, elkaar kruizen en niet eens tegen elkaar opbotsen. Nu ben ik degene die verdwaast rondloopt. Ik koop een kaartje en ontdek dat dit een Euro duurder is omdat ik mijn ov-kaart niet gebruik, weet ik veel, ik ga zo weinig met de trein. Bij de Bruna kijk ik rond bij de tijdschriften en boeken. Ik vraag of ze een dichtbundel hebben. ‘Nee, die hebben we niet.’ Ze kijken me aan alsof ik om een pond kaas vraag. Ik haal een beker koffie en een broodje voor onderweg, stap de trein in en vind gelukkig een plekje in de rustige stiltecoupe.

 

 21-10-2016
 Els Windau, Rolf

pagina terug