Nieuws

De betoverende bloem

Artikel uit "de Kornoelje", een blad van de IVN Vries

De Zweedse kornoelje is een typisch noordelijke plant die hier in Drenthe de uiterste zuidgrens van zijn Europese verspreiding bereikt. De groeiplaats in de Zeijerstrubben is ook gelijk de enig overgebleven groeiplaats in Nederland die als wild aangemerkt kan worden. In de vorige eeuw bestond er ook nog een natuurlijke groeiplaats in Oost-Groningen maar deze is al enkele tientallen jaren verdwenen.

Ook in Duitsland resteert nog slechts één groeiplaats nadat er de laatste tientallen jaren diverse plekken verdwenen zijn. In Denemarken is het iets rooskleuriger. Er zijn nog meerdere groeiplaatsen te vinden maar er is wel al jaren sprake van achteruitgang. Heel anders is het beeld in Zweden, Noorwegen en Finland. Hier heeft de Zweedse kornoelje zijn hoofdverspreiding binnen Europa. Hij is in die landen op zeer veel plaatsen te vinden in (soms) bijzonder grote aantallen. Ervaringen en foto's in het decembernummer spreken wat dat betreft boekdelen. Deze fraaie plantensoort is in zijn hoofdverspreidingsgebied minder kieskeurig in zijn standplaatskeuze en komt daar zelfs in tuinen en wegbermen voor.

Standplaatskeuze

Terug naar Nederland is het een heel ander verhaal. De soort zit aan de rand van zijn verspreidingsgebied en hij lijkt hier juist behoorlijk kieskeurig te zijn in waar hij al dan niet wil groeien. In 2002 is een uitgebreid onderzoek uitgevoerd door een studente van Wageningen Universiteit naar de Zweedse kornoelje in de Zeijerstrubben en op groeiplaatsen in aangrenzende landen
(Onderzoeksverslag S. de Bruin, 2003).

Hieruit blijkt dat een aantal voorkeursomstandigheden van belang zijn. In de Zeijerstrubben heeft hij voorkeur voor vochtige omstandigheden (niet te nat en niet te droog) met relatief koele omstandigheden in de halfschaduw (niet te licht en niet te donker). Zowel in de volle schaduw als in de volle zon doet hij het minder goed. Verder groeit de plant in relatief voedselarme en zure omstandigheden. In Duitsland en Denemarken heeft de plant soortgelijke standplaatseisen maar is hij al wat toleranter in zijn keuze. In Denemarken bestaan zelfs groeiplaatsen met gezonde populaties in de volle zon op de heide.

In het onderzoek van 2002 is ook gekeken naar de omringende plantengroei waar Zweedse kornoelje zich al dan niet goed kan handhaven. Hieruit komt naar voren dat de Zweedse kornoelje in Nederland, Duitsland en Denemarken vooral wil groeien in heide-, grasland- en bosrandvegetaties met Dopheide, Zomereik, Bochtige smele, Dalkruid en/of Vuilboom. Komt er echter Kraaiheide, Pijpenstrootje en/of Adelaarsvaren om de hoek kijken, dan wordt het al minder gunstig. Komt er ook nog Zachte berk en/of Braam bij, dan kan Zweedse kornoelje zich nog wel handhaven maar gedijt hij steeds slechter.

Aantalsontwikkeling

Hoe gaat het eigenlijk met de aantallen van de 'betoverende' bloemen in de Zeijerstrubben? In 1956 is melding gemaakt van elf groeiplaatsen waarvan zes met zeer weinig exemplaren. Er zijn ook een paar groeiplaatsen met hoge aantallen zodat het totaal geschat wordt op maar liefst 30.000 exemplaren. In 1969 en 1972 zijn twee groeiplaatsen verdwenen en de aantallen worden dan echt geteld respectievelijk 28.000 en 36.575 exemplaren. In 1972 wordt al gesproken van een sterke achteruitgang in vitaliteit van de planten. Dat wordt nog eens uitgesproken in 1984. Alle groeiplaatsen met (erg) weinig exemplaren verdwijnen en in 1991 worden nog vier groeiplaatsen teruggevonden. In 2002 bestaan deze groeiplaatsen nog waarvan één met lichte achteruitgang, één is stabiel, één met lichte vooruitgang en de laatste met een zeer grote vooruitgang. De aantallen zijn op dezelfde manier geteld als in 1969 en 1972 en ze komen in 2002 boven de 90.000 exemplaren uit. Overigens gaat het hier om telling van de vegetatieve spruiten. Het aantal dat in bloei komt is slechts een fractie van het totale aantal. Na 2002 zijn de aantallen nog niet weer op dezelfde manier geteld maar wel is jaarlijks gekeken naar de ontwikkelingen (vierkante meters en vitaliteit). Globaal lijkt dezelfde trend aanwezig als in 2002. Overigens hebben de verschillende weersomstandigheden per jaar grote invloed op het beeld. In de jaren met goede weersomstandigheden lijken de planten vitaler te zijn en komen er ook (veel) meer exemplaren tot bloei. Andersom geldt natuurlijk ook, bij relatief slechte weersomstandigheden zijn de planten ogenschijnlijk minder vitaal en komen er minder exemplaren tot bloei.

Beheer

Als een plantensoort nog op slechts één plek in Nederland voorkomt en ook nog erg kieskeurig is op zijn standplaats, vergt dat wel de nodige verantwoordelijkheid van de samenleving. De beheerder, in dit geval Staatsbosbeheer, is daarmee ook verantwoordelijk en moet de nodige inspanningen plegen om deze soort voor Nederland te behouden. Ecologisch gezien is deze soort zelfs internationaal van belang zo aan de rand van zijn verspreidingsgebied. Mogelijk dat deze soort aan de rand heel anders reageert op milieuveranderingen, zoals bijvoorbeeld klimaatverandering. In de Zeijerstrubben is reeds (ver) voor de Tweede Wereldoorlog het heide- en hakhoutbeheer minder rendabel geworden en daardoor werd dit gebruik steeds minder toegepast. Toen Staatsbosbeheer vanaf de jaren veertig van de vorige eeuw beheerder in het gebied werd, is deze lijn voortgezet. Slechts op beperkte schaal werd heide- en hakhoutbeheer toegepast. In het andere deel werd bewust niets gedaan of slechts zeer licht ingegrepen. Hierdoor is er uiteindelijk steeds meer heide verdwenen en het bos nam verder toe. Dit bleek minder goed te zijn voor de Zweedse kornoelje. Reeds in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw is dit onderkend. De toenmalige opzichter bij Staatsbosbeheer E. Vos is in overleg met enkele biologen begonnen proefondervindelijk wat heideterreintjes verder open te maken en jaarlijks te gaan maaien, bosranden op te snoeien en plaatselijk wat bomen te verwijderen. Deze maatregelen hebben de Zweedse kornoelje bijzonder goed gedaan. De maatregelen pasten uitstekend bij de standplaatseisen van de Zweedse kornoelje. Dit beheer met bovengenoemde maatregelen is tot op heden verder geperfectioneerd en de heideterreintjes met halfschaduw zijn verder vergroot. Er is grote aandacht voor storende ontwikkelingen en waar nodig wordt ingegrepen. Toch blijft het voorzichtig balanceren, want één plaatselijke "ramp" kan al grote gevolgen hebben. Al met al lijkt de huidige populatie Zweedse kornoelje in Nederland (Zeijerstrubben) onder controle en is de aantalontwikkeling veelbelovend. Hopelijk kunnen we nog lang genieten van deze betoverende bloem uit het hoge noorden.

Staatsbosbeheer, Henk Doldersum & Roelof Blaauw
IVN Vries - Vereniging voor Natuur- en Milieueducatie

  8-04-2013
 At de Groot, Rolf, Henk

pagina terug